De belangrijkste antwoorden en vragen over RAUKANTEX FP.
Vragen en antwoorden voor uw klanten over RAUKANTEX FP
Hoogbouw
In Duitsland definieert bijvoorbeeld de modelbouwverordening (Musterbauordnung (MBO)) objecttypes waarvoor brandveiligheidseisen zijn voorgeschreven:
- Infrastructuurgebouwen: bv. in de gezondheidszorg, sociale voorzieningen, scholen
- Hoogbouw > 22m hoogte
- Handelsgebouwen > 800m²
- Kantoor- en administratiegebouwen > 400m²
- Verblijfsaccommodaties > 12 bedden
- Eetgelegenheden > 40 zitplaatsen
Daarnaast zijn er voorschriften en richtlijnen (b.v. bouwverordeningen van de deelstaten, richtlijnen voor schoolgebouwen) waarin de exacte brandveiligheidseisen zijn vastgelegd.
Deze beoordeelt het brandgedrag van een bouwmateriaal op basis van specifieke beproevingsmethoden en grenswaarden. In de EU-zone moet hij worden toegepast op nieuw geïntroduceerde producten. In vergelijking met DIN 4102-1 kijkt hij meer gedetailleerd naar de rook- (s = smoke) en afdruipeigenschappen (d = droplets) van een bouwmateriaal. Deze beoordeling vindt plaats voor de bouwmateriaalklassen A2 tot D. Moeilijk ontvlambare bouwmaterialen mogen niet zelfstandig blijven branden nadat de ontstekingsbron is weggenomen. Deze zijn dus zelfdovend. In de Europese classificatie geeft de bouwmateriaalklasse aan in welke mate het bouwmateriaal bijdraagt aan de brand.
DIN 4102-1 | EN 13501-1 |
A1, A2 - onbrandbaar | A1 - onbrandbaar A2 - onbrandbaar / moeilijk ontvlambaar |
B1 - moeilijk ontvlambaar | B, C - moeilijk ontvlambaar |
B2 - normaal ontvlambaar | D, E - normaal ontvlambaar |
B3 - licht ontvlambaar | F - licht ontvlambaar |
s + smoke = rookontwikkeling
s1 - geen / nauwelijks rookontwikkeling
s2 - matige rookontwikkeling
s3 - sterke rookontwikkeling
d + droplets = brandend afdruipen / afvallen
d0 - geen afdruipen / afvallen
d1 - beperkt afdruipen / afvallen
d2 - sterk afdruipen / afvallen
Voor een classificatie in klasse B, C en D zijn de beproevingsnormen EN 13823 SBI (Single Burning Item, thermische belasting door een enkel brandend voorwerp voor bouwproducten) en EN ISO 11925-2 (Ontvlambaarheid van bouwproducten bij directe blootstelling aan vlammen - Deel 2: Beproeving met vlammen uit één bron) van toepassing. De indeling gebeurt op basis van de grenswaarden.
Spoor
Het gevaarniveau (HL) wordt bepaald door de combinatie van gebruiksklasse en ontwerpklasse. We onderscheiden de categorieën HL1, HL2 en HL3, waarbij HL3 het hoogste gevaarniveau is. Het HL wordt gespecificeerd door de gebruiker. Vaak wordt HL3 geëist om een maximale veiligheid te garanderen
Gebruiksklasse | Ontwerpklassen | |||
N: Standaardvoertuigen | A: Automatische rijmodus | D: Dubbeldeksvoertuigen | S: Slaaprijtuigen en couchetterijtuigen | |
Oppervlaktevoertuigen | HL1 | HL1 | HL1 | HL2 |
Tunnel <= 5 km | HL2 | HL2 | HL2 | HL2 |
Tunnel > 5 km | HL2 | HL2 | HL2 | HL3 |
Tunnel, zijdelingse evacuatie niet mogelijk | HL3 | HL3 | HL3 | HL3 |
De brandveiligheidseisen voor alle componenten zijn ondergebracht in 26 eisenpakketten (bv. R1, R22, R24, ...). Deze zijn afhankelijk van de gebruikswijze (functie) en de installatieplaats. Ten dele bestaat er een lijst van componenten. Voor andere componenten wordt gekeken naar de blootgestelde oppervlakte, de brandbare massa en de omgeving. Elk eisenpakket bestaat uit duidelijk omschreven beproevingsmethoden en specifieke grenswaarden (afhankelijk van HL1, HL2, HL3). Het eisenpakket wordt opgegeven door de gebruiker. Een R-eis definieert bv. zuurstofverbruik, thermisch vermogen en toxiciteit.